Poëzie op elektronische tekstborden van Rijkswaterstaat
 
Poëzie op elektronische tekstborden van Rijkswaterstaat
Tekst: Poëzie op elektronische tekstborden van rijkswaterstaat

Een voorstel voor Snelwegpoëzie De automobilist ziet steeds vaker en steeds meer elektronische tekstborden verschijnen boven de Nederlandse wegen. Zij ver- schaffen informatie over files, wegwerkzaamheden en geven mededelingen om de verkeersstroom te bevorderen. Op dit moment is al 1200 kilometer Nederlandse snelweg voorzien van deze DRIPS (Dynamische Route Informatie Panelen). Elke keer als ik onder zo'n bord door rijd, bevangt me de gedachte dat ik, behalve op de dikwijls nogal deprimerende verkeersinformatie zoals filemeldingen, ook wel eens geattendeerd zou willen worden op iets moois. En dan niet dat door je hoofd dreunende (Bob jij of Bob ik), maar iets dat tot nadenken stemt, iets dat je van verschillende kanten bekijken kunt, iets dat niet zo eenduidig is, iets dat misschien zelfs ontroeren kan. Uit een onderzoek naar de informatie op de DRIPS, blijkt dat ik niet de enige ben die er zo over denkt. Zeer veel weggebruikers zijn de mening toegedaan dat er naast file-informatie en verkeersveiligheidsmotto's ook andere teksten getoond mogen worden (zie Persbericht ministerie Verkeer en Waterstaat, 7 januari 2003). Dat is geen wonder. We proberen niet alleen zo snel mogelijk naar ons doel toe te rijden, we staan ook steeds vaker stil op de weg. En dan moeten we onze no- den, afspraken en doelen noodgedwongen even uitstellen. Zo ontstaat een heel nieuw psychologisch fenomeen: het filegedrag van de autorijder. Flirten met de buurautomobilist, telefonisch vergaderen, gezelligheidsbellen, een uitgebreide opfrisbeurt voor de spiegel, scheren, of een overpeinzing over de kin- deren dan wel de relatie; het hoort er allemaal bij. Iedereen heeft het druk, maar in de file hebben we opeens tijd, of beter: neemt de tijd weer bezit van ons. We kunnen niets doen, behalve bij onszelf te rade gaan. Dit zou tot overpeinzingen kunnen stemmen, tot verdieping en verheffing. En de tekstborden, hoewel daar oorspronkelijk nooit voor bedoeld, kunnen daartoe een bijdrage leveren. Wat zou er mooier zijn dan wanneer er op de tekstborden ook dichtregels ver- schijnen? Dichtregels van onze Nederlandse dichters, uit poëzie van alle tijden. Deze dichtregels kunnen verschijnen als er een file staat. Maar ook als er geen ver- keersmeldingen zijn en de automobilisten onder de DRIPS door razen, kunnen deze verzen opeens tot de verbeelding gaan spreken. Vele poëzieteksten kun je van alle kanten bekijken en ze gaan door hun gelaagd- heid nooit eendimensionaal hameren in je hoofd. Bovendien is er, als je in grote snelheid onder de stille tekst "Ik ben een oceaan van wachten / waterdun omhuld door 't ogenblik" van Maria Vasalis door rijdt, geen groter contrast mogelijk. Des te meer indruk zal het maken. Er zijn zoveel meer mooie dichtregels denkbaar. "Er is geen tijd / of is er niets dan tijd?" uit hetzelfde gedicht, zou bijvoorbeeld boven een stilstaande file de auto- mobilist wijzen op de relativiteit van zijn vertraging. Of:"Wij zijn slechts als de blaren in de wind..." van Adriaan Roland Holst. Het idee is dit: Het verkeer raast door, maar boven de snelweg hangen stille woorden. Mensen nemen ze mee, en komen al dan niet bewust toch anders aan op hun bestemming. Met vreemd dolende woorden in hun hoofd, met een verrijkt gevoel, met het idee eens een gedicht op te moeten gaan zoeken, met een lichte geroerdheid omdat de wereld er opeens iets anders uitzag dan voor het lezen van deze woorden. De gehaaste automobilist heeft even stilgestaan. Misschien in de file, maar zeker bij wonderlijke woorden, bij poëzie. En hij heeft tot zijn verbazing geconstateerd dat snelweg en schoonheid een onverwacht vruchtbare verbintenis zijn aangegaan. Amsterdam, 12 maart 2006 (Iris Le Rütte, in een brief aan Tanja Karreman, adviseur Beeldende Kunst atelier Rijksbouwmeester)